De belastingdienst als omgekeerde Robin Hood: Knelpunten bij schuldenwetgeving deel 3
4 oktober 2018
Over de contradictie van de participatiesamenleving: hoe de Belastingdienst het moeilijker maakt om weer zelfstandig te gaan wonen in een maatschappij waar zelfredzaamheid voorop staat.
Door Marthe Riemeijer, Senior budgetconsulent & schuldhulpverlener bij Stadsgeldbeheer
Hoewel de opvang in Nederland over het algemeen goed is georganiseerd, wil je hier toch liever niet terechtkomen. Onze bewoners gaan een lang en moeilijk traject door voordat ze in de opvang of een beschermd- of begeleid wonen traject terecht komen. De Federatie Opvang – de brancheorganisatie van de maatschappelijke opvang, beschermd- en begeleid wonen en de vrouwenopvang – heeft 60 leden, waaronder de Tussenvoorziening. Deze instellingen werken met een bijzonder kwetsbare doelgroep: 30% heeft een lichtverstandelijke beperking, een flink aantal is laaggeletterd en veel mensen kampen met psychosociale problematiek, trauma’s of psychiatrische aandoeningen. Jaarlijks gaat het om 60.000 mannen, vrouwen en kinderen. Ze hebben financiële rust nodig. Helaas is het nu net deze groep die de dupe lijkt te worden van een verkeerde interpretatie van wetgeving door de Belastingdienst.
Bewoners van verschillende instellingen hebben te maken gekregen met de intrekking van de huurtoeslag terwijl deze voorheen wel werd verstrekt. Bij de Tussenvoorziening betreft het tenminste zeven bewoners, maar meer instellingen komen dezelfde problemen tegen. Van de bewoners, die een zelfstandige woning van de zorginstelling huren met begeleiding, wordt de huurtoeslag teruggevorderd of überhaupt niet toegekend.
Vanwege ‘naar zijn aard van korte duur’
Volgens de Belastingdienst valt een woning, gehuurd van een zorginstelling, in de categorie huurovereenkomst die ’naar zijn aard van korte duur is’ en daarmee is het een uitzondering op het recht op huurtoeslag. Het zou dan een huurovereenkomst betreffen als bedoeld in artikel 7:232 lid 2 BW. Deze wet is met name gericht op de commerciële huursector maar is volgens de Belastingdienst ook toepasbaar op begeleid wonen.
Deze redenering van de Belastingdienst is onjuist. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 8 januari 1999[1] overwogen dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling[2] volgt dat dit bedoeld was als beperkte uitzonderingssituatie, zoals een vakantiewoning als wisselwoning wanneer de eigen woning wordt gerenoveerd. Ook stelt de Hoge Raad dat er terughoudendheid past bij de beantwoording van de vraag of deze uitzonderingssituatie aan de orde is.
In een uitspraak van de Raad van State van 30 december 2015[3] wordt deze uitspraak nog eens bevestigd en is aangegeven dat deze uitzondering niet zou moeten gelden voor bewoners van een zorginstelling die begeleiding krijgen bij het zelfstandig wonen.
De Wet Doorstroming Huurmarkt biedt geen oplossing
De Belastingdienst laat weten dat de beoordeling van de huurovereenkomsten strenger zijn geworden omdat de Wet Doorstroming Huurmarkt is aangenomen. Per 1 juli 2016 is een tijdelijke overeenkomst van maximaal twee jaar mogelijk bij zelfstandige woonruime. Dit is echter geen oplossing voor onze bewoners omdat tussentijds beëindigen van het contract hierbij geen mogelijkheid is. Wanneer de begeleiding niet meer nodig of niet meer mogelijk is, moet de zorginstelling het recht hebben om de overeenkomst op te zeggen. Het betreft tenslotte een woning mét begeleiding die in een dergelijk geval naar een andere bewoner zou moeten gaan. De periode van begeleiding kan bovendien ook langer duren dan twee jaar, afhankelijk van de zorgbehoefte van de bewoner.
Omgekeerd Robin Hood syndroom
De Belastingdienst wil onze bewoners nog niet tegemoet komen, maar juist wachten tot er één of twee gerechtelijke uitspraken zijn. Dit is overbodig en tijdrovend. De bewoners krijgen intussen te maken met grote terugvorderingen. Hier lijkt een omgekeerd Robin Hood syndroom op te treden, waarbij juist het geld niet toegekend wordt aan de armen. Mensen komen zonder huurtoeslag niet rond en kunnen niet wonen en dus niet worden opgevangen. Het aantal daklozen zal toenemen en er moet direct ingegrepen worden.
Vertrouwen in de toekomst
Er zijn inmiddels kamervragen gesteld over deze kwestie. Het initiatief voorstel van Tweede Kamerleden Berckmoes/Van der Linde voorziet in een mogelijkheid voor zorgaanbieders om het huurcontract te beëindigen bij beëindiging van de zorg en in de motie Beckerman, voorgesteld op 6 september 2018, wordt de regering verzocht om huurtoeslag voor mensen die (tijdelijk) beschermd wonen of (tijdelijk) huren via een zorginstelling mogelijk te maken. Er is dus politieke beweging, maar nog geen oplossing.
Daarom een dringend verzoek aan dit kabinet: zorg ervoor dat de Belastingdienst snel een beslissing neemt en dat onze bewoners het inkomen krijgen waar ze recht op hebben. Het motto van dit kabinet is ‘vertrouwen in de toekomst’, maar hoe ziet deze toekomst er uit voor onze bewoners?
[1] ECLI:HR:1999:AA5088
[2] Zie totstandkoming artikel 1623a, eerste lid Boek 7 BW, thans artikel 232, tweede lid Boek 7 BW: Handelingen II 1978/79, blz 5026
[3] ECLI:NL:RVS:2015:4027.