Niet ‘normaal’

9 maart 2020

Samuel is individueel begeleider bij het ANW-team. Dit team verzorgt de avond-, nacht-, en weekenddiensten. In zijn blog schrijft hij over wat hij meemaakt op werk.

Het is tien uur ’s avonds als we een jonge vrouw ophalen uit het groepspand voor moeders en kinderen. Ze heeft bloedingen na een abortus en dat betekent een snelle rit naar de spoedeisende hulp. Haar jongste kind gaat mee, want er is nu even niemand om op de peuter te letten. De cliënt had zelf haar nieuwe vriend al gebeld. Hij zou meteen komen, maar is nog nergens te bekennen. In onze ervaring blijft dat meestal de hele nacht zo. Zo’n ‘vriend’ staat daar meestal niet voor op.

Terwijl mijn collega contact heeft met de spoedarts en vervolgens meegaat naar de gynaecoloog, ontferm ik mij over de peuter. Het kindje hobbelt gespannen heen en weer. Trekt een kastje op de spoedhulp open en probeert een thermometer in de mond te stoppen. Het is even improviseren met een kind dat niet kan praten en moeilijk contact maakt. Pas tegen middernacht slaapt het peutertje, languit bij mij op schoot. Misschien blijven we zo zitten, want die mysterieuze vriend is nog niet in beeld. De mensen die wij in de nacht bijstaan, hebben vaak weinig mensen om zich heen. Of juist mensen die ik weg moet sturen, met een pandverbod en agenten. Dat is voor ons als hulpverlener normaal in de nacht.

Een uur later zitten het kind en ik nog zo samen. Dan is de medische toestand van de moeder helder. Nog even naar de ziekenhuisapotheek en dan mag ze weer naar haar kamer in het groepspand. Plotseling duikt in de stille gang bij de ziekenhuisreceptie een goed geklede man op. Keurige trenchcoat, modieuze wollen sjaal. Komt déze man voor ons? Hij herkent ons aan de peuter in mijn armen. Voorzichtig neemt hij het kind over. In het Engels vertelt hij hoe hij is geschrokken. Hij was onmiddellijk vertrokken, maar moest uit Amsterdam komen. Zijn Engels is een stuk beter dan dat van mij. Hij blijkt ingenieur. Het stel, beide vluchteling, heeft elkaar hier in Nederland leren kennen. Ze bleken uit dezelfde streek te komen. Deze jonge liefde in dit nieuwe land, ‘It must be destiny’ zegt hij met de slapende peuter in zijn armen.

Ik zie een vriend die middenin de nacht wél komt. Ik zie drie mensen die wél door een oorlog heen kunnen komen. Hun verhaal raakt me. Zo’n bijzonder liefdesverhaal, mensen die elkaar zo weten te steunen. Dat is in de nachten van het ANW geen ‘normaal’ verhaal. Ik betrap mezelf toch nog op een vooroordeel, opgebouwd in zware nachten. We zetten het gezin af bij haar kamer. Hun eerste stap naar een nieuw thuis. Niet drie vluchtelingen, maar een ingenieur, een jonge vrouw en een peuter laten me zien wat eigenlijk ‘normaal’ is.