“Mijn moeder zag er streng op toe dat we de aardappelen dunner dan dun schilden.”
23 maart 2021
Hoe is het om in armoede op te groeien? En welke invloed heeft dat op de rest van je leven? Vrijwilliger Liesbeth Rox interviewde Els, die opgroeide in Westbroek in een gezin met zeven kinderen. Haar vader werkte in de metaal bij Werkspoor, maar door psychische problemen werd hij vaak opgenomen en moest het gezin het zonder hem zien te rooien. Haar moeder kreeg dan ‘steun’ - een soort van bijstandsuitkering."Wie de eindjes aan elkaar wil knopen, moet voortdurend in touw zijn." Alexander Pola.
Met zijn allen woonden zij in een klein huisje met slechts twee slaapkamers. De ouders sliepen beneden; de kinderen boven. Zo sliepen er 4 á 5 kinderen op één slaapkamer. En dan niet in een bed, maar op een beddentijk op de grond. Het gezin at vaak stamppot – vanuit zuinigheid maar ook voor het gemak: haar moeder had slechts twee gaspitten om op te koken. Het gezinsleven speelde zich voornamelijk rond de eettafel af. Plek voor bijvoorbeeld een bureau of studiehoek was er gewoonweg niet. Ondanks de armoe, hadden ze het wel gezellig met elkaar.
Hoe is je leven verder verlopen?
“Ik hield niet zo van school en stopte daarom op mijn vijftiende ermee. Vervolgens heb ik voornamelijk voor huisartsen gewerkt in een soort mix van huishoudster, kinderoppas en praktijkassistente. Rond mijn 19e trouwde ik, maar ik was niet zo gelukkig in de liefde. Daarom scheidde ik al vrij snel van die man. Hij vertikte het echter om alimentatie te betalen.” Je gaat maar naar de sociale dienst voor geld”, zei hij.
Er zat dus niets anders op om daar aan te kloppen, want ik had twee kleine kinderen om voor te zorgen. Het was toen mijn enige kans om geld binnen te krijgen. Maar ik heb mij wel rot geschaamd voor de situatie, waar ik in zat!
Ik heb heel lang met mijn twee kinderen moeten rondkomen van 1400 gulden per maand, daarvan ging een groot deel op aan de vaste lasten. Het kostte me echt moeite om die op te hoesten, want ik had vaak te maken met hoge rekeningen vooral na een koude winter. Dan moest ik hard stoken om ons koude huis met maar één kachel warm te krijgen. Vaak stond ik te huilen aan de deur, wanneer er weer eens een deurwaarder langs kwam.
Er is ook een periode geweest, dat ik was afgesloten van gas en licht, omdat ik niet goed op mijn administratie had gelet. Met als gevolg, dat ik extra kosten moest maken om weer aangesloten te worden. Ik durfde met niemand over mijn geldproblemen te praten. Het heeft mij aan de andere kant wel geleerd om creatief met geld om te gaan.
Toen mijn kinderen groot genoeg waren, werkte ik een tijdje als afdelingsassistente in het ziekenhuis maar vanwege mijn gezondheid moest ik daarmee stoppen. Vanaf 2008 leef ik van de AOW aangevuld met een klein pensioentje. Nu heb ik het best wel goed, ook omdat ik al vroeg leerde om zuinig met geld om te springen.”
Speelde (het gebrek aan) geld een grote rol vroeger thuis?
“Ja, zeker: niet alleen de slaapkamer werd met meerdere kinderen gedeeld ook kleding ging over van groot naar klein. Zo moest ik de kleding van mijn oudere zussen (af)dragen. Soms waren dat leuke kledingstukken, maar vaak ook niet, waardoor ik regelmatig stampvoetend naar school vertrok.
Mijn moeder kon daarnaast natuurlijk geen nieuwe fietsen voor ons kopen. We moesten het daarom met tweedehands barrels doen. Die werden dan intensief gebruikt: de oudsten moesten namelijk een jonger broertje of zusje achterop mee naar school nemen. Kortom: we moesten zuinig zijn op wat wij hadden. Mijn moeder zag er bijvoorbeeld streng op toe, dat wij meiden de aardappels dunner dan dun schilden…”
Welk verhaal/situatie zal je altijd bij blijven?
“We hadden bij ons thuis geen geld voor de leuke dingen in het leven. Maar op een gegeven moment kregen wij wel een konijn. Ik was daar dol op. Maar je raadt het al: toen hij vet genoeg was, verdween hij zonder overleg in de pan – dat heeft me veel verdriet gedaan.
Verder ‘schrijnt’ het nog steeds, dat ik later – in de tijd dat ik getrouwd was – mijn hand moest ophouden bij mijn man. Hij gaf me boodschappengeld, maar dat was ‘krap an’ vooral omdat ik er ook sigaretten voor hem van moest kopen. Volgens hem moest dat genoeg zijn, want zo voegde keer op keer toe “Zijn moeder lukte het ook om van dat bedrag een maand boodschappen te doen..” Ik verkeerde dus in een vervelende afhankelijke positie.”
Hoe zit je er nu (financieel) bij?
“Ik heb nu een fijne woning en kan goed rondkomen. Standaard betaal ik altijd eerst de vaste lasten en zet ik een bepaald bedrag opzij. Daarna pak ik een vast bedrag aan handgeld voor de boodschappen e.d. Van mijn spaargeld kan ik dan bijvoorbeeld op vakantie gaan of kleding kopen. Hoewel ik geen echte shopper ben en alleen wat koop als ik het nodig heb. Nu kan ik dingen doen die vroeger echt niet mogelijk waren. Zoals op vakantie gaan of een terrasje pakken.”
Voor de bekende Dagobert Duck geldt: “Wat je bespaart heb je verdiend”. Heb jij nog tips op dit gebied?
“Wat helpt is om niet alles te pinnen, maar te zorgen dat je handgeld tot je beschikking hebt zodat je goed ziet wat je uitgeef. Je kunt bijvoorbeeld 100 euro pinnen en daarvan je wekelijkse boodschappen en uitgaven betalen.
Voor mijn boodschappen kijk ik meestal eerst in de reclamefolders van mijn lievelingswinkels. Als ik wat van mijn gading zie, kruis ik het aan zodat ik naderhand in de winkel het makkelijk kan terugvinden.
Tegenwoordig heb je vaak aanbiedingen 1+1 gratis. Dat komt mij goed uit, wat zo kan ik een voorraadje aanleggen en houd ik geld over om ergens voor te sparen. Daarbij check ik of iets wel echt een aanbieding is: 1 + 1 gratis is namelijk niet echt voordelig, als de prijs van dat artikel omhoog is gegooid!
Ik ga ook zuinig om met de kosten voor mijn mobiel: ik doe sowieso twee a drie jaar met het toestel en heb daarbij een redelijk goedkoop abonnement. Ik let gewoon goed op wat providers tegen welke kosten aanbieden. Jonge mensen zijn daarin veel te makkelijk: ze willen het nieuwste model en betalen daarvoor een hoge prijs en laten zich makkelijk verleiden door providers om dure abonnementen aan te gaan.
Wat kleding betreft, kun je goed in tweedehandswinkels of op rommelmarkten terecht. Zelf heb ik niet zoveel meer nodig. Ik loop verder weleens langs de weggeefwinkel om iets achter te laten, maar regelmatig neem ik ook iets mee. Tot slot probeer ik zuinig om te gaan met energie en vang ik bij het douchen water op om daarmee bijvoorbeeld de planten water te geven”.
Wat is jouw lijfspreuk en waarom?
“Ik voel me de koning te rijk! Want ik ben de armoede ontgroeid en zit er ‘warmpjes’ bij. Ik geniet van de dingen, die ik heb en van alle mooie dingen om mij heen die gratis zijn. Daarbij doel ik op de zon, de regen en het groen, blauw, geel en oranje – al die sprankelende kleuren buiten…”