Utrechtse cliënten langer in de opvang door geldproblemen
27 juni 2017
In 2016 heeft een taskforce met medewerkers van de Tussenvoorziening en het Leger des Heils in opdracht van de gemeente Utrecht onderzocht welke financiële knelpunten leiden tot belemmeringen in de uitstroom naar zelfstandig wonen. Het rapport met de bevindingen is hier te vinden.
Jan heeft een onregelmatig inkomen. Hij werkt voor een uitzendbureau en vraagt niet meteen een uitkering aan als hij even zonder werk zit. Naar eigen zeggen heeft hij dat nog wel geprobeerd, maar moest hij daarvoor erg veel papieren inleveren. ‘Dan liever niet’, zegt hij, ‘de vorige keer kreeg ik er alleen maar schulden door.’ Het gevolg is dat het inkomen van Jan niet op orde is. Zijn huurbetaling is daardoor erg onzeker. Hij blijft dus nog maar even in de maatschappelijke opvang.
Eline woont met haar dochtertje in de maatschappelijke opvang en zou graag weer zelfstandig wonen. Maar ze heeft huurschulden bij twee woningbouwcorporaties. De ene schuld is een opgelopen vordering van schoonmaakkosten van oorspronkelijk 75 euro, nu achthonderd euro. De andere schuld komt door een huisuitzetting. De huurachterstand was 1500 euro, en de schuld is nu tienduizend euro. Eline heeft nu twee huurschuldsignaleringen. Herhuisvesting via een urgentie wordt hierdoor een ingewikkeld traject. Ook zij verblijft in de opvang ondanks dat haar traject verder afgerond is.
Uit de eindrapportage van het Wachtlijstonderzoek Beschermd Wonen en Opvang (HHM, 2015) is gebleken dat in Utrecht ongeveer tweehonderd cliënten door financiële knelpunten langer in de opvang moesten blijven. De taskforce heeft alle cliënten in de opvang van centrumgemeente Utrecht opnieuw bekeken. Daaruit bleek dat in het najaar van 2016 154 cliënten om dit soort redenen niet konden uitstromen uit de opvang. Voor deze cliënten werd door de hulpverleners aangegeven dat zij zouden kunnen uitstromen indien het knelpunt weg was. Ook is onderzoek gedaan naar de Utrechtse daklozenpopulatie. Er bleken 43 daklozen te zijn die alleen door een financieel knelpunt niet zelfstandig konden wonen en dus op de wachtlijst voor opvang stonden.
Het onderzoek naar de aard van die financiële belemmeringen leverde veel informatie op. Zo was voor 51 procent van de opvangpopulatie het hebben van schulden een belemmering voor zelfstandig wonen. Voor de daklozen liep dat percentage zelfs op tot 67 procent. De schulden varieerden van een huurschuld bij een woningbouwcorporatie tot bijvoorbeeld een CJIB-boete. Ook inkomensproblematiek werd vaak genoemd als uitstroombelemmering, zoals in het voorbeeld van Jan hierboven. Zonder inkomen wordt het betalen van huur immers vaak lastig en is de weg naar de opvang weer snel gevonden. Daarnaast willen relatief veel cliënten geen geldbeheer, waardoor hun inkomen niet op orde raakt en ze niet kunnen uitstromen. De taskforce onderzoekt dit.
Tijdens het onderzoek merkte de taskforce op dat er niet altijd voldoende kennis van financiën is bij de opvangmedewerkers. Dat is verklaarbaar: zij hebben te maken met problemen op meerdere leefgebieden waarvan financiën er slechts een is. Je kunt je dan ook afvragen in hoeverre de gemiddelde opvangmedewerker eigenlijk kennis van financiën moet hebben. Dat is iets waar we ons momenteel in verdiepen: welke financiële kennis heeft een generalist nodig en wat laat je bij de specialist? Ook is er een verkenning op het gebied van een mogelijke Utrechtse schuldenuniversiteit: het opkrikken van de kennis van hulpverleners rondom schuldenaren en het imago van financiën; het is meer dan een saai woord.
Tot slot is het ervaringsdeskundige lid van de Taskforce, Jeroen, bezig met een onderzoek naar de werkrelatie tussen cliënt en hulpverlener. Voor ongeveer een kwart van de cliënten in beide doelgroepen werd aangegeven dat de werkrelatie belemmerend was voor de uitstroom. Jeroen onderzoekt nu hoe de cliënt daarin staat door middel van interviews. Ook wordt onderzocht of de methode mobility mentoring aansluit bij begeleiding van deze cliënten, ook naar financiële hulpverlening toe indien nodig.
En nu?
Inmiddels zijn we een half jaar verder en druk bezig de cliëntenpopulatie van eind 2016 te monitoren. Sommige cliënten stromen zelf toch uit, soms door tussenkomst van taskforce-leden, soms doordat de situatie positief wijzigt. Het streven is om deze groep cliënten eind 2017 in zelfstandige woonruimte te hebben. Dat hangt niet alleen van onze inspanningen af; er moet immers ook woonruimte zijn. Maar we doen ons best om de financiële knelpunten duurzaam op te lossen: Jan krijgt nu de juiste financiële begeleiding om zijn inkomen op niveau te houden en is erg blij met zijn eigen woning. En door verbeterde samenwerking met de woningbouwcorporaties woont Eline inmiddels in een omklapwoning: als alles goed gaat woont ze over twee jaar zelfstandig.
Jora Wolterink, projectmedewerker armoede en schulden Tussenvoorziening