De perfecte schuldenaar bestaat niet
5 juli 2016
Evaluatie vier jaar Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening onder de loep
5 juli 2016
In 2012 ging de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening (WGS) van start. Deze wet verplicht gemeenten om zorg te dragen voor inwoners met schulden. Vier jaar later is het tijd om de resultaten te bekijken. Het doel van de WGS was om passende oplossingen voor schuldenaren te realiseren door een bredere toegankelijkheid te verwezenlijken en een integrale aanpak te bewerkstelligen. De vraag is of dit gelukt is.
Een passende oplossing vraagt om maatwerk. De Nationale Ombudsman heeft in het recent verschenen rapport ‘burgerperspectief op de schuldhulpverlening’ de effectiviteit van de schuldhulpverlening onderzocht. Hieruit blijkt dat er in de schuldhulpverlening nog altijd weinig maatwerk toegepast wordt en dat aan schuldenaren die niet in aanmerking komen voor een schuldsanering weinig alternatieven worden geboden. De Ombudsman zet ook kanttekeningen bij de bredere toegankelijkheid. Er wordt juist vastgesteld dat de drempels nog altijd hoog zijn en sommige gemeenten uitsluitingsgronden hanteren.
Voorbeelden van uitsluitingsgronden zijn: het niet betalen van de vaste lasten in de afgelopen (drie) maanden, een maatregel of fraudeschuld in het kader van de sociale zekerheidswetgeving, een koophuis of een lopende scheidingsprocedure.
Het hanteren van uitsluitingsgronden is in strijd met de WGS. Gemeenten hebben wel de bevoegdheid om in het beleid weigeringsgronden op te nemen maar de omstandigheden van het individuele geval moeten dan bepalen of mensen al dan niet worden verwezen naar een traject voor een schuldregeling. In praktijk blijkt echter blijkt dat deze categoriale uitsluitingsgronden nog altijd toegepast worden. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft voor de evaluatie van de WGS opdracht gegeven aan bureau Berenschot dat op 27 juni 2016 de resultaten bekend heeft gemaakt. In de kabinetsreactie op deze evaluatie is te lezen “dat bepaalde categorieën schuldenaren mogelijk beperkt worden, maar dat er geen uitspaak kan worden gedaan over de omvang hiervan.” Volgens onderzoek van de Hogeschool Utrecht hanteert 60% van de gemeenten categoriale uitsluitingsgronden, terwijl toegezegd was dat schuldenaren niet langer op basis van één criterium mogen worden uitgesloten.
Daarnaast gaan de gemeenten (teveel) uit van zelfredzaamheid van burgers bij schuldhulpverlening. Sinds de decentralisatie hebben gemeenten grote nieuwe bevoegdheden gekregen op het terrein van participatie, zorg en jeugdzorg. Tegelijkertijd hebben de gemeenten de opdracht meegekregen grote bezuinigingen door te voeren. Het sociaal domein is anders ingericht, met als stralend middelpunt het principe van eigen kracht en zelfredzaamheid. Het tekort aan zelfredzaamheid is echter juist één van de redenen dat mensen in de schulden zijn gekomen. Bovendien belemmert een schuldensituatie de zelfredzaamheid. Door de stress van een schuldensituatie hebben mensen meer moeite met het maken van weloverwogen lange termijnbeslissingen. Een op de drie schuldenaren kampt ook nog met problemen op andere levensgebieden zoals sociale of psychische problematiek. Er kan dus pas nadat de financiële rust is teruggekeerd echt gewerkt worden aan de competenties die nodig zijn om zelfstandig de financiën op orde te houden.
Bij Stadsgeldbeheer van de Tussenvoorziening melden zich regelmatig schuldenaren die afgewezen zijn bij de gemeentelijke schuldhulpverlening. De redenen van afwijzing zijn onder andere het hebben van CJIB boetes, het ontbreken van een vaste verblijfplaats, enkel studiefinanciering ontvangen zonder aanvullend inkomen of simpelweg de administratie niet op orde hebben. Waar in andere steden deze schuldenaren waarschijnlijk niet in aanmerking zouden komen voor schuldhulpverlening worden ze in Utrecht wel geholpen: Stadsgeldbeheer voert in opdracht van de gemeente Utrecht een deel van de gemeentelijke schuldhulpverlening uit. Stadsgeldbeheer is er voor de kwetsbare, minder zelfredzame doelgroep in de stad.
Stadsgeldbeheer kijkt naar wat onze cliënten nog wél zelf kunnen doen. We voeren veel overleg met de schuldenaar waardoor hij overzicht houdt over zijn financiën, hij zich niet machteloos voelt tegenover de schuldhulpverlener en vertrouwen krijgt in zijn eigen mogelijkheden. We hebben tegelijkertijd de verantwoordelijkheid om in te springen als het niet goed gaat. Het stimuleren van zelfredzaamheid mag niet ten koste gaan van de hulpverlening, maar moet hier juist een onderdeel van uitmaken. Daarom is het belangrijk dat er, in tegenstelling tot de huidige voorkeur voor generalistisch werken, geïnvesteerd blijft worden in het specialisme schuldhulpverlening.
Het kabinet stelt de komende drie jaar in totaal 7,5 miljoen euro ter beschikking voor de verbetering van de uitvoer van de WGS. Wij hopen dat bij besteding van deze gelden de schuldenaar weer centraal zal worden gesteld en zal worden gekeken naar de gehele situatie van het individu. Er moet worden gezocht naar passende oplossingen, zelfs als een volledig schuldentraject niet haalbaar is. We kunnen niet verwachten dat mensen in een problematische schuldensituatie altijd de capaciteit hebben om alle adviezen te begrijpen en uit te voeren en zich zelfstandig door het ingewikkelde web van de wet- en regelgeving kunnen worstelen. Wij kunnen na vier jaar WGS namelijk het volgende geheim verklappen:
De perfecte schuldenaar bestaat niet.
Marthe Riemeijer, Stadsgeldbeheer