Rijksincasso – te weinig visie

11 april 2016

Met alle regelingen die er zijn kun je makkelijk een foutje maken en gelukkig kunnen fouten worden rechtgezet. Wie bijvoorbeeld teveel huurtoeslag en belastingteruggave heeft ontvangen en dit niet meteen kan terugbetalen, kan met de formulieren ‘persoonlijke betalingsregeling’ en ‘uitstel van betaling’ een regeling treffen. De eerste drempel die de aanvrager tegenkomt is dan de 18 pagina’s aan formulieren die hij moet invullen.

Op 4 april 2016 informeerde staatssecretaris Klijnsma (SZW) de Tweede Kamer per brief over de Rijksincassovisie. Hiermee reageert zij op het rapport Paritas Passé uit 2012. Helaas zijn bijna alle problemen die in dit rapport zijn geschetst nog steeds actueel.
Stadsgeldbeheer is verheugd dat de regering eindelijk een incassovisie presenteert, maar is net als de NVVK, Divosa, VNG en de MO-groep niet erg onder de indruk van de inhoud.

Het kabinet spreekt uit dat de diverse overheidsinstanties elkaar beconcurreren om de laatste cent van kale kippen te plukken en dat dit onwenselijke situaties oplevert. De burger zou op  een laagdrempelige manier aan overheidsschuldeisers moeten kunnen laten weten wat zijn betaalcapaciteit is en of die wellicht al ingezet wordt om een schuld af te lossen. Ook is het kabinet van mening dat er maatwerk geleverd moet worden en dat de overheid transparanter moet worden over de incasso van haar vorderingen. Op zich mooie uitgangspunten, maar geen werkelijke oplossing voor de problemen die er zijn rond de invordering door de overheid.

‘Best’ practice
In de gepresenteerde visie worden best practices genoemd die andere uitvoeringsorganen over zouden kunnen nemen. Zo wordt als voorbeeld van maatwerk de persoonlijke betalingsregeling van de Belastingdienst genoemd.
Laten we deze regeling eens onder de loep nemen, zoals hij op dit moment geldt. Als voorbeeld nemen we iemand die in 2014 teveel huurtoeslag ontving en een belastingaanslag over 2013 opgelegd kreeg. Door gebrek aan middelen en vaardigheden staan beiden nog open.

Vooropgesteld kun je met het aanvraagformulier ‘persoonlijke betalingsregeling’ (7 kantjes) alleen een regeling aanvragen voor toeslagschulden. Voor de aanslag inkomstenbelasting moet je het verzoek ‘uitstel van betaling’ (11 kantjes) in vullen.
Is de toeslagschuld al verrekend met een lopende toeslag, waardoor de schuldenaar bijvoorbeeld de huur niet meer kan betalen, dan moet hij ook even het verzoek ‘berekening beslagvrije voet’ (drie kantjes maar!) opsturen. Ieder formulier vereist een aantal bijlagen, zoals bankafschriften, loonstroken, huurverhoging, zorgverzekering et cetera.

Inmiddels is de Belastingdienst drie keer van identieke informatie voorzien waarna zij drie aparte besluiten zal nemen. Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker…
Uit de drie beslissingen zal blijken of deze persoon wellicht (met heel veel geluk) de beschikking houdt over voldoende middelen om de huur te betalen.

In de praktijk van de schuldhulpverlening zien we dat veruit de meeste burgers niet op de hoogte zijn van dit systeem, laat staan dat zij in staat zijn om door alle hoepels te springen die de Belastingdienst omhoog houdt. Het gevolg is dat mensen soms jarenlang onder de beslagvrije voet leven. Zij lopen daarom veelal bij de Voedselbank en niet zelden maken zij ook andere schulden doordat ze hun vaste lasten niet meer kunnen betalen.

Consistentie is ver te zoeken
Helaas is de Belastingdienst met haar drie verschillende systemen voor één schuldenaar niet de enige overheidsinstantie die schulden invordert. (Wel de vervelendste, omdat het via de toeslagen een groot deel van de inkomsten aan minima verstrekt.)
Meestal hebben mensen met schulden ook wel iets open staan bij andere onderdelen van de rijksoverheid, zoals CJIB, DUO, UWV, Zorginstituut Nederland enzovoort.

Iedere instantie heeft een eigen procedure om vast te stellen wat de afloscapaciteit is. Gebruik maken van reeds bij andere overheidsorganen bekende gegevens gebeurt in het geheel niet. Vervolgens kan ook ieder orgaan haar eigen procedure voor verdere invordering inzetten of daar tijdelijk vanaf zien. Zo zal DUO in geval van een minimuminkomen de aflossing tijdelijk op 0 zetten, het UWV kan een betalingsregeling accepteren of gaan verrekenen op een lopende uitkering en het CJIB stuurt de deurwaarder op de schuldenaar af in de hoop dat die nog iets weet te halen. Mocht dat niet baten, dan kan men nog dreigen met 7 dagen gijzeling voor bijvoorbeeld een onbetaalde verkeersboete.

Schuldhulpverlening als wondermiddel
Het kabinet stelt dat de uiteindelijke oplossing voor de schuldenproblematiek van burgers moet worden gevonden bij de schuldhulpverlening. Een mooi statement, dat wij als schuldhulpverleners graag onderschrijven. De realiteit is echter dat nu juist de rijksoverheid de schuldhulpverlening onwerkbaar maakt. Ook hier geldt namelijk dat iedere overheidsinstantie naar hartenlust eigen procedures mag bedenken. Een kleine bloemlezing:

  • De Belastingdienst verlangt voorafgaand aan het voorstel voor een schuldenregeling eerst een stabilisatiebrief. Pas als die is ontvangen kan de vordering opgegeven worden en mag er een voorstel gedaan worden voor schuldbemiddeling. De Belastingdienst hanteert als ingangsdatum van de regeling standaard de datum dat zij de stabilisatie heeft ontvangen. Ook wanneer er nog niets voor aflossing kan worden gereserveerd omdat een deurwaarder nog loonbeslag heeft liggen.
  • De werkwijze van het CJIB vereist dat de schuldhulpverlener tevoren een overzicht opvraagt van openstaande vorderingen. Aan de hand daarvan moet immers worden bepaald of schuldhulp mogelijk is. Zijn er niet-saneerbare vorderingen (boetes die dreigen te verjaren, ontnemingsmaatregelen, etc) dan kan de schuldhulpverlening niet tot stand komen. Zijn die er niet, dan moet een nieuw overzicht worden aangevraagd in  het kader van schuldregeling. Doet men dat niet, dan zal het CJIB het voorstel  afwijzen, ondanks dat de opgegeven vorderingen al bekend waren bij de schuldhulpverlener.
  • Zorginstituut Nederland reageert niet op de gebruikelijke opvraagbrieven. De schuldhulpverlener moet eerst bellen om te vragen of er een oude wanbetalers-schuld is (wel mee in de regeling en preferent) of een actuele schuld (wordt kwijtgescholden na de regeling).

Dit zijn slechts drie voorbeelden van hoe de rijksoverheid het schuldhulpverleners moeilijk maakt om hun beroep uit te oefenen. Gemeenten dragen de extra kosten voor het nemen van al deze hindernissen.

Preventie?
Op het gebied van preventie van problematische schulden is de visie alles behalve ambitieus. De overheid is de grootste schuldeiser van Nederland en dit lijkt men niet aan te pakken. De mensen die wij tegen komen hebben vooral schulden bij de overheid omdat ze a.) het systeem niet snappen en daardoor een keer een foutje hebben gemaakt of  b.) omdat ze het zo goed snappen dat ze er mee konden frauderen. Beiden hadden in veel gevallen voorkomen kunnen worden. Met name de Belastingdienst Toeslagen springt hier in het oog. Van de uitbetaalde toeslagen wordt ongeveer 14%, ofwel anderhalf miljard euro per jaar, terug gevorderd. Dat komt doordat toeslagen voorschotten zijn, die op basis van schattingen van burgers moeten worden uitbetaald. Het schatten van bijvoorbeeld het toetsingsinkomen blijkt voor de meeste aanvragers te ingewikkeld. De enorme berg terugvorderingen heeft helaas nog niet geleid tot een ingrijpende versimpeling van het systeem.

Visie gaat niet ver genoeg
In de visie worden de meeste van de hierboven geschetste problemen wel onderkend, maar de oplossing lijkt nog te ver weg. Zo blijkt dat het kabinet niet van plan is om de incasso van Rijksvorderingen te bundelen of om de bijzondere invorderingsbevoegdheden van haar organen in te perken. Het kabinet stelt wel een aantal concrete acties te zullen uitzetten ‘in de nabije toekomst’. Deze maatregelen blijven echter uit gaan van de verkokering die er al is en die het systeem juist zo nodeloos ingewikkeld heeft gemaakt.

Jan Donker, de Tussenvoorziening
11-4-2016